Association of Investment Professionals in the Netherlands
My membership

Falende accountants maken zelf gewekte verwachtingen niet waar

Back to recent publications

OM VAN TOEGEVOEGDE WAARDE TE BLIJVEN, MOETEN ACCOUNTANTS HUN PRESTATIES VERBETEREN

INLEIDING

De accountant staat te boek als ‘vertrouwensman van het maatschappelijk verkeer’. Het is een kwalificatie van professor Théodore Limperg, die ongeveer een eeuw geleden in zijn ‘vertrouwensleer’ een belangrijke theoretische grondslag en fundament heeft neergelegd voor het accountantsberoep. In de huidige tijd is er echter veel kritiek op accountants(organisaties). Het vertrouwen in de accountant is – met name de laatste decennia – geërodeerd. Toezichthouders, politici, onderzoeks commissies, rechters en media zijn kritisch op accountants. Maar ook behartigers van beleggersbelangen zoals de Vereniging van Effectenbezitters (VEB) en Deminor laten zich regelmatig horen. Meestal vormen fraudeschandalen of faillissementen daartoe de aanleiding. Namen van beursgenoteerde ondernemingen zoals Ahold, Carillion, Enron, Imtech, SBM Offshore, Steinhoff, Thomas Cook, Wirecard en vele financiële instellingen kregen er een negatieve connotatie door.

Kortom, genoeg reden om in deze bijdrage in te gaan op deze thematiek. Ten eerste door de vertrouwensleer van Limperg en de door accountants gewekte verwachtingen aan de orde te stellen. Ten tweede door de erosie van het vertrouwen in de accountant te illustreren aan de hand van enkele boekhoudschandalen. Ten derde door dit te duiden aan de hand van enkele rapporten van onderzoekscommissies. Ten vierde door vanuit beleggersperspectief in te gaan op noodzakelijke veranderingen binnen de accountancy

DE VERTROUWENSLEER VAN LIMPERG

Théodore Limperg is zeer belangrijk geweest voor de ontwikkeling van de accountancy. Nationaal en internationaal werd hij geroemd en gerespecteerd. Limperg was uitstekend in staat begrippen helder te duiden en af te bakenen, kaders te scheppen en dit alles schriftelijk en verbaal uit te dragen. Vaardigheden die passen bij een academicus. Hij was dan ook niet voor niets hoogleraar, maar wel eentje die zijn kennis en kunde baseerde op een rijke praktijkervaring. Het feit dat hij ‘met zijn voeten in de klei’ had gestaan is een verklaring voor zijn sterke aandacht voor de accountant in relatie tot de maatschappij. Zo heeft hij altijd benadrukt dat een belangrijk product van accountantsarbeid – de accountantsverklaring – er niet alleen is voor de cliënt als opdrachtgever van de accountant, maar vooral voor degenen die uiteindelijk kennisnemen van de verklaring en die daarop vertrouwen. Zoals (potentiële) beleggers.

Langs die weg komt Limperg ook uit op het ‘maatschappelijk verkeer’. Hij stelt in zijn vertrouwensleer:

“De accountant-vertrouwensman ontleent zijn algemeene functie in het verkeer aan de behoefte aan deskundige en onafhankelijke controle en de behoefte aan een op die controle gegrond deskundig en onafhankelijk oordeel. De functie wortelt in het vertrouwen, dat in het maatschappelijk verkeer gesteld wordt in de doeltreffendheid der controle en in het oordeel van den accountant. Dat vertrouwen is dus bestaansvoorwaarde voor de functie; wordt het vertrouwen beschaamd, dan wordt ook de functie vernietigd, want zij wordt nutteloos.”

Limperg legt uit dat de functie van vertrouwensman – en daarmee van de accountant – is ontstaan omdat het maatschappelijk verkeer geen of onvoldoende vertrouwen stelt in de mededeling en het oordeel van functionarissen die aan de te controleren organisatie zijn verbonden en daarvan niet onafhankelijk zijn. En – aldus nog steeds Limperg – vormt daarom het vertrouwen in de doeltreffendheid van de controle en in het oordeel van de accountant, de bestaansgrond van diens functie. Dit blijkt ook uit het volgende citaat waarin tevens wordt aangegeven op welke wijze Limperg het maatschappelijk verkeer definieert:

“de groote beteekenis van zijn ambt wordt ontleend aan zijn functie van vertrouwensman van de onpersoonlijke maatschappij, van de spaarders en van de andere belanghebbenden, die niet zijn opdrachtgevers zijn. Die functie van vertrouwensman van het maatschappelijk verkeer is verreweg de belangrijkste functie van den accountant. Zij geeft den hoofdinhoud aan zijn ambt, bepaalt ook in hoofdzaak zijn economische rol in de maatschappij.”

Er was ook kritiek op Limperg. Tegenstanders van de vertrouwensleer waren bang dat de accountant bij toepassing van de vertrouwensleer zou worden overgeleverd aan “de onberekenbare verwachtingen van den man in the street”. Limperg pareerde die kritiek door erop te wijzen dat de accountant geen verwachtingen mag wekken die hij niet kan waarmaken. Zolang de accountant dat doet, zal de maatschappij verstandelijk en redelijk reageren en de norm van vertrouwen niet hoger stellen dan van een bekwame en zorgvuldige accountant mag worden verwacht. Limperg stelt dan ook niet uit te gaan van de verwachtingen van “een of andere willekeurige door een dom of ontoerekenbaar individu aangelegde maatstaf ”, maar wel van die van de “verstandige leek”.

DOOR ACCOUNTANTS GEWEKTE VERWACHTINGEN

In dit artikel wordt geconstateerd dat het vertrouwen in accountants is geërodeerd. Dat komt doordat de door accountants gewekte verwachtingen, door hen niet altijd worden nagekomen. Met name niet als het gaat om voor beleggers belangrijke onderwerpen, namelijk fraude en de (dis)continuïteit van ondernemingen.

De door accountants gewekte verwachtingen vloeien onder meer voort uit de vanuit het accountantsberoep zelf opgestelde controlestandaarden, ook wel de NV COS genoemd (deze afkorting staat voor: Nadere voorschriften controle- en overige standaarden). Daarin is bepaald dat:

“de accountant als basis voor zijn oordeel een redelijke mate van zekerheid moet verkrijgen over de vraag of de financiële overzichten als geheel vrij zijn van een afwijking van materieel belang die het gevolg is van fraude of van fouten. Een redelijke mate van zekerheid is een hoog niveau van zekerheid.”

De standaarden schrijft ook voor dat de accountant tijdens zijn controlewerkzaamheden een professioneel-kritische instelling moet tonen en dat hij ten behoeve van zijn oordeelsvorming voldoende en geschikte controle-informatie dient te verkrijgen.

ER IS SPRAKE VAN EROSIE VAN HET VERTROUWEN DAT IN ACCOUNTANTS WORDT GESTELD

Voor dit artikel is van belang dat in het voorgaande citaat het onderwerp fraude een belangrijk aspect is van de accountantswerkzaamheden. Het beroep wekt dan ook de verwachting dat fraude tijdens de controle adequaat wordt geadresseerd. Dat geldt ook voor het onderwerp (dis)continuïteit. De praktijk leert dat de meeste jaarrekeningen worden opgesteld op basis van de verwachting dat de werkzaamheden zullen en kunnen worden voortgezet (‘going concern’). Indien dat niet het geval is, moet de jaarrekening op basis van liquidatiewaarde worden opgesteld. De accountant dient dan ook te controleren of de juiste waarderingsgrondslag (‘going concern’ of ‘liquidatiewaarde’) is toegepast. In de controlestandaarden staat namelijk:

“Het is de verantwoordelijkheid van de accountant om voldoende en geschikte controle-informatie te verkrijgen met betrekking tot, en om te concluderen over, de geschiktheid van het hanteren door het management van de continuïteitsveronderstelling bij het opstellen en presenteren van de financiële overzichten en om te concluderen, gebaseerd op de verkregen controle-informatie, of er sprake is van een onzekerheid van materieel belang met betrekking tot de mogelijkheid van de entiteit om haar continuïteit te handhaven.”

Op basis van deze regelgeving is het volstrekt logisch én terecht dat het maatschappelijk verkeer – inclusief beleggers – adequaat handelen van de accountant verwachten als het gaat om controlewerkzaamheden ten aanzien van fraude en (dis)continuïteit.

BOEKHOUDSCHANDALEN

In deze paragraaf wordt aan de hand van enkele boekhoudschandalen en rapporten van onderzoekscommissies geïllustreerd dat accountants de hiervoor geschetste en door hen opgeroepen verwachtingen niet altijd waarmaken.

IMTECH

Royal Imtech was de moedermaatschappij van een technisch dienstverlenend concern dat zich onder meer richtte op elektrotechniek, automatisering en werktuigbouw. Het concern was in acht divisies georganiseerd, waaronder de divisie Duitsland en Oost-Europa. In 2013 bleek dat (onder meer) binnen die divisie onregelmatigheden en fraude hadden plaatsgevonden, waarna afboekingen van enkele honderden miljoenen euro plaatsvonden. Medio 2015 is Imtech failliet gegaan.

Al met al een hard gelag voor beleggers in deze aan de Amsterdamse beurs genoteerde onderneming. Zij zagen een vermogen aan beurswaarde verdampen, waarbij van belang is dat zowel in 2013 en 2014 nog een aandelenemissie heeft plaatsgevonden (in totaal voor 1,1 miljard euro). De curatoren van Imtech dienden tuchtklachten in tegen accountants van KPMG die werkzaamheden in het kader van de jaarrekeningen over 2011 en 2012 hadden uitgevoerd. Klachten die deels gegrond zijn verklaard en waarvoor maatregelen jegens betrokkenen zijn opgelegd. De tuchtrechter oordeelde dat de accountants bij de groepscontrole niet zorgvuldig en onvoldoende professioneel kritisch hebben gehandeld. Zo werd onvoldoende opvolging gegeven aan kritische signalen, die door de component-accountants – welke divisies controleerden en die aan hen rapporteerden – werden afgegeven. Ook was de controle-documentatie van de accountant niet op orde en kregen zij niet op alle onderdelen voldoende en geschikte controle-informatie.

Uit de uitspraak van de tuchtrechter blijkt voorts dat deze expliciet oog heeft gehad voor de belangen van beleggers. Ten aanzien van de gebreken in de controle wordt namelijk opgemerkt:

“Het voorgaande klemt te meer nu Imtech een beursgenoteerde onderneming was met vele aandeelhouders, obligatiehouders, andere schuldeisers en werknemers. Dit gegeven bracht voor betrokkene een bijzondere verantwoordelijkheid mee.’

STEINHOFF

Steinhoff is een wereldwijd opererende onderneming van Duitse origine, die zich vooral bezighoudt met de productie en verkoop van meubels en huishoudelijke artikelen. Een onderneming die vergelijkbaar is met het Zweedse Ikea. Tot medio 2015 lag het zwaartepunt van de activiteiten in Zuid-Afrika, waar de onderneming ook een beursnotering had. Voor het verkrijgen van een beursnotering in Europa is de groepsstructuur gewijzigd. Via een zogenoemde ‘reverse takeover’ werd de regie overgenomen door een in Nederland gevestigde entiteit: Steinhoff International Holdings NV. Met de omgekeerde overname heeft de Steinhoff-groep de gewenste beursnotering verkregen aan de effectenbeurs van Frankfurt. Het groepsmanagement en de Raad van Commissarissen van Steinhoff zijn na de invoering van de nieuwe structuur feitelijk in Zuid-Afrika gebleven.

Waar de controle van de jaarrekening van de Steinhoff-groep eerst door Deloitte Zuid-Afrika werd verzorgd, geschiedde dat met ingang van het boekjaar 2016 door Deloitte in Nederland. Ten aanzien van dat boekjaar werd door de Nederlandse accountant een goedkeurende controleverklaring aan Steinhoff International Holdings NV afgegeven. In de loop van 2017 bleek er binnen de Steinhoff-groep van alles mis te zijn. Deloitte tekende daarom – terecht – niet af op de jaarrekening 2017. Vervolgens werd de opdracht gegeven tot een – door PwC uitgevoerd – forensisch onderzoek. De aandelenkoers stortte onmiddellijk met 66% in en daalde vervolgens verder toen bleek dat het bedrijf de winst en activa fors had overschat. Een schadepost van ongeveer 12 miljard euro voor beleggers. Op 13 december 2017 heeft de accountant de door hem afgegeven controleverklaring over het boekjaar 2016 van onwaarde verklaard.

HELAAS IS SPRAKE VAN EEN ‘PRESTATIEKLOOF’: DE ACCOUNTANT PRESTEERT NIET CONFORM DE EISEN IN WET- EN REGELGEVING

Het hoeft geen betoog dat beleggers ‘not amused’ waren. In 2019 bedroeg de aandelenkoers nog maar 4% van de koers op het moment dat de boekhoudfraude naar buiten kwam. Onder meer de Nederlandse tak van Deloitte werd door een groep aandeelhouders aangesproken, althans aansprakelijk gesteld. Dit op basis van een collectieve actie ex artikel 3:305a Burgerlijk Wetboek. Tot een eindafwikkeling middels een rechtszaak is het vooralsnog niet gekomen: in februari 2021 werd een schikking tussen de groep aandeelhouders en Deloitte Nederland openbaar, waarbij is overeengekomen dat Deloitte ruim 70 miljoen dollar zou vergoeden. Website accountant.nl heeft daar als volgt over bericht:

“Deloitte zegt in een persverklaring dat de schikking “op geen enkele wijze” een erkenning van enige aansprakelijkheid is voor de verliezen die Steinhoff en haar stakeholders hebben geleden als gevolg van de boekhoudkundige onregelmatigheden bij Steinhoff. “Deloitte heeft deze onregelmatigheden tijdens de jaarrekeningcontrole in 2017 ontdekt. In reactie hierop heeft Deloitte bij Steinhoff vastgehouden aan de noodzaak van een onafhankelijk onderzoek. Dit onderzoek heeft de complexe managementfraude aan het licht gebracht, die het onderwerp is van een reeks rechtszaken en potentiële rechtszaken waar de aangekondigde wereldwijde schikking een punt achter zet”, aldus Deloitte.”

Deloitte claimt de fraude te hebben ontdekt, is desondanks bereid een fors bedrag te betalen voor de door derden geleden schade, maar erkent geen aansprakelijkheid. Los van de vraag hoe geloofwaardig hun betoog is, hiermee was de kous voor Deloitte niet af. De toezichthouder op (onder meer) accountants, de Autoriteit Financiële Markten (AFM) stelde een onderzoek in naar de jaarrekeningcontrole van Deloitte over het boekjaar 2016. Derhalve het jaar waarover een goedkeurende verklaring is afgegeven en dus ook het jaar vóórdat de fraude naar buiten kwam. De AFM was op meerdere punten niet tevreden over die controle en diende een tuchtklacht in tegen de Deloitte-­accountant die de jaarrekening aftekende.

De AFM werd door de Accountantskamer in het gelijk gesteld (Persbericht Accountantskamer, 2021).3 Tijdens de behandeling van de zaak heeft de accountant onder meer aangevoerd dat hij in 2017 een belangrijke rol heeft gespeeld bij het ontdekken van de fraude bij de meubelgigant en daarbij onder moeilijke omstandigheden zijn werk heeft moeten doen. Zo zou hij zijn rug recht hebben gehouden, ondanks grote druk vanuit het management, de Raad van Commissarissen en de Auditcommissie om een goedkeurende controleverklaring af te geven bij de jaarrekening 2017. De Accountantskamer volgde de accountant echter niet in diens verweer:

“De Accountantskamer vindt dat de ontdekking van de fraude in 2017 en de (gestelde) rol van de accountant daarin, wat daarvan ook zij, niet van belang is voor de beoordeling van de klacht zoals die door de AFM is ingediend. De klacht ziet niet op het al dan niet ontdekken van de fraude, maar is beperkt tot de manier waarop de accountant als externe accountant de (eerstejaars)controle van de jaarrekening 2016 van de N.V. heeft uitgevoerd.”

De Accountantskamer maakt hier korte metten met een zienswijze die accountants regelmatig hanteren: zodra zij menen de fraude te hebben ontdekt, zou hen een heldenrol passen en zijn door hen gemaakte fouten in het verleden niet langer van belang. Maar in die redenering wordt vergeten dat de fraude mogelijk eerder was ontdekt (en de schade mogelijk beperkt was gebleven), als zij die fouten niet hadden gemaakt. Daarom is in de Steinhoff-casus het oordeel van de Accountantskamer – ­bijvoorbeeld in geval van aansprakelijkstelling van de accountant door beleggers – van belang, namelijk de gegrondverklaring van de klacht:

“De accountant is op essentiële onderdelen tekortgeschoten bij het uitvoeren van de groepscontrole en heeft daardoor gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. De in het verkeer gebrachte controleverklaring mist in die zin een deugdelijke grondslag. Als groepsaccountant is hij onvoldoende professioneel kritisch geweest bij het beoordelen van werkzaamheden en bevindingen van de Duitse component accountant van het groepsonderdeel Europe.”

WIRECARD

Bij onze Oosterburen speelt eveneens een fraudeschandaal waarbij accountants een (negatieve) hoofdrol vervullen. Namelijk inzake Wirecard, een wereldwijd opererend financieel dienstverleningsbedrijf waarvan het hoofdkantoor in Duitsland was gevestigd (beursnotering in Frankfurt). Medio 2020 werd het faillissement aangevraagd nadat het bedrijf moest toegeven dat 1,9 miljard euro aan activa – bijna een kwart van het balanstotaal – vermoedelijk fictief en dus niet aanwezig was. Dit resulteerde in een verlies aan aandeelhouderswaarde van meer dan 20 miljard euro.

Deze kwestie heeft geleid tot het instellen van een parlementaire onderzoekscommissie. Op 22 juni 2021 werd een ontluisterend eindrapport gepresenteerd (Deutscher Bundestag, 2021). Het rapport besloeg 2.026 pagina’s en doet verslag over de handelwijze van bestuurders, commissarissen en toezichthouders van Wirecard. Maar ook de rol van Wirecard-accountant EY komt uitgebreid aan de orde. Net als in de Steinhoff-casus had de accountantsorganisatie gedurende een reeks van jaren goedkeurende verklaringen afgegeven, waarna bleek dat er sprake was van mogelijke fraude en een forensisch onderzoek (door onder andere KPMG) moest worden ingesteld.

Tekenend voor deze casus is dat een onderzoeksjournalist van de Financial Times, Dan McCrum, de fraude heeft onthuld in een artikelserie waaraan hij zes jaar heeft gewerkt. Ondanks diverse publicaties gedurende die jaren, reageerde accountantskantoor EY niet alert, deed onvoldoende onderzoek naar de publicaties en de daaruit voortvloeiende signalen. De accountant bleek dus niet in staat de fraude zelf te ontrafelen, openbaar te maken en ook was het kantoor niet in staat de schade voor aandeelhouders en andere belanghebbenden te beperken.

BOEKHOUDSCHANDALEN EN FAILLISSEMENTEN LEVEREN NIET ALLEEN FINANCIËLE SCHADE OP, MAAR VAAK OOK HET BEWIJS VAN ACCOUNTANTSFALEN

De Duitse onderzoekscommissie maakt gehakt van de werkzaamheden van EY (Deutscher Bundestag, 2021). De volgende quotes uit het rapport maken dit duidelijk:

  • “Het bewijs toont dat de EY-accountants tijdens de controle van Wirecard AG ernstige steken hebben laten vallen. Niemand anders had betere mogelijkheden gehad om vermoedens van balansfraude systematisch te onderzoeken en in een vroeg stadium te signaleren.”
  • “Naar het oordeel van de commissie hadden alle bij de controle betrokken EY-partners en -medewerkers en het management van EY Duitsland anders kunnen en moeten handelen dan zij hebben gedaan.”
  • “De commissie is ervan overtuigd dat de goedkeurende verklaringen die door EY-accountants zijn afgegeven inzake Wirecard AG voor de boekjaren 2009 tot 2018 een sleutelrol spelen in de gang van zaken, naast de fraude zelf.”
  • “De commissie heeft niet kunnen vaststellen dat de accountants van EY voldoende kritisch waren. Het algehele beeld van de door EY uitgevoerde controlewerkzaamheden stelt de commissie alleen in staat te concluderen dat essentiële controlewerkzaamheden door EY zijn verwaarloosd of dat zij tevreden waren met zwakke controleinformatie.”

Daarnaast was de commissie ontstemd over het gebrek aan medewerking zijdens EY aan hun onderzoek. De kwalificatie “wangedrag van accountants” is in deze veelzeggend.

TOT SLOT

De besproken voorbeelden betreffen een keuze uit een reeks aan incidenten. De rode draad in de drie besproken casussen is dat fraude en continuïteitsproblemen daarin een grote rol spelen. Fraude die door de accountant niet is ontdekt en waarvoor deze niet tijdig heeft gewaarschuwd, hetgeen ook geldt voor de continuïteitsproblemen. Gegeven de door accountants gewekte verwachtingen inzake hun werkzaamheden, juist op het terrein van fraude en continuïteit, is het dan ook begrijpelijk dat beleggers en andere belanghebbenden de door hen geleden schade (deels) op de accountants(organisaties) willen en proberen te verhalen.

HET IS VOLSTREKT LOGISCH ÉN TERECHT DAT HET MAATSCHAPPELIJK VERKEER ADEQUAAT HANDELEN VAN DE ACCOUNTANT VERWACHT INZAKE FRAUDE EN (DIS)CONTINUÏTEIT

De reeks aan incidenten is in diverse landen, waaronder Nederland, voor onder meer politici de aanleiding geweest om onderzoekscommissies in te stellen. Naar hun mening was de reeks aan incidenten dusdanig lang en de daaruit voortvloeiend schade zo groot, dat nader onderzoek en het eventueel treffen van maatregelen noodzakelijk was.

BINNEN- EN BUITENLANDSE ONDERZOEKSCOMMISSIES

Een aantal onderzoekscommissies in binnen- en het buitenland heeft stilgestaan bij het (dis)functioneren van accountants en bij de vraag of het treffen van maatregelen ter verbetering van het functioneren van accountants noodzakelijk is, en zo ja: welke maatregelen dan? Deze commissies spraken onder meer met vertegenwoordigers van beleggers en financiers of ontvingen hun reacties op een andere manier, bijvoorbeeld via een consultatieronde.

MONITORING COMMISSIE ACCOUNTANCY

Boekhoudschandalen en faillissementen zoals hiervoor beschreven komen in meerdere – zo niet alle – landen voor. Telkens met schade voor beleggers en andere belanghebbenden in het maatschappelijk verkeer. Vaak met aanwijzingen en bewijzen dat er sprake is van accountantsfalen. Diverse onderzoekscommissies hebben zich daarom over de vraag gebogen, wat er mis is binnen de accountancy en welke maatregelen er moeten worden getroffen om het vertrouwen in het accountantsberoep te herstellen. In eigen land bijvoorbeeld de Monitoring Commissie Accountancy (MCA) en de Commissie Toekomst Accountancysector (CTA).

De MCA – een door de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) ingestelde commissie van onafhankelijke deskundigen – heeft drie rapporten uitgebracht en zich telkens kritisch getoond op de ontwikkelingen binnen de accountancy. Weliswaar constateert de commissie (MCA, 2020) dat de sector de afgelopen jaren stappen vooruit heeft gezet door maatregelen te nemen, maar zij ziet deze niet als voldoende. Bovendien zijn diverse maatregelen niet duurzaam geborgd of in wetgeving verankerd. De MCA verwijst naar rapporten van nationale en internationale toezichthouders op het accountantsberoep en stelt vast dat er sprake is van een te hoog aantal kwaliteitsgebreken binnen de accountancysector.

Er is volgens de MCA sprake van een ‘prestatiekloof’: de accountant presteert niet conform de eisen in wet- en regelgeving. Daarmee wordt ook niet aan de (gerechtvaardigde) verwachtingen voldaan die de sector telkens oproept. Gevolg van de prestatiekloof is dat er incidenten ontstaan – boekhoudschandalen en faillissementen – die door de accountant eerder hadden kunnen worden gesignaleerd. De accountant had het maatschappelijk verkeer, waaronder financiers en beleggers, dan ook eerder kunnen waarschuwen en verdere schade voor benadeelden kunnen voorkomen.

COMMISSIE TOEKOMST ACCOUNTANTANYSECTOR

De CTA – een door de Minister van Financiën voor de accountancysector verantwoordelijke ingestelde commissie – toont zich al net zo kritisch als de MCA. De commissie (CTA, 2020) bekijkt de problematiek met name vanuit het perspectief van het brede maatschappelijk verkeer en het vertrouwen dat belanghebbenden in de accountant moeten kunnen stellen.

De CTA pleit er onder meer voor de kloof tussen de wensen van gebruikers en de inhoud van de accountantscontrole te verkleinen door de “onderwerpen continuïteit en fraude een grotere en meer herkenbare positie” te laten krijgen. Ook deze commissie is kritisch op de door accountants geleverde kwaliteit, maar constateert ook dat het lastig is om precies vast te stellen wat onder ‘kwaliteit van de accountantscontrole’ moet worden verstaan. De CTA stelt dan ook:

“Beter inzicht in de kwaliteit van de accountantscontrole is cruciaal voor de waarde van die controle. Onduidelijkheid over de kwaliteit van de wettelijke controle maakt dat er voortdurend risico bestaat op (i) een controle van onvoldoende kwaliteit of (ii) op de perceptie van onvoldoende kwaliteit, hetgeen afbreuk doet aan het vertrouwen dat aan de accountantsverklaring moet worden ontleend.”

KWARTIERMAKERS

Minister van Financiën Hoekstra heeft goed nota genomen van de rapporten van de MCA en CTA. Bij de instelling van de CTA had hij reeds zijn zorgen over de accountancysector geuit (Tweede Kamer, 2018), waarbij hij nadrukkelijk oog had voor beleggersbelangen:

“Een goed functionerende accountancysector is van groot belang voor de maatschappij. Investeerders, beleggers en toezichthouders moeten ervan op aan kunnen dat het oordeel van een accountant deugdelijk is. Gelet op dit maatschappelijke belang hoort bij deze beroepsgroep een cultuur die publiek belang stelt boven commerciële belang, die kwaliteit stelt boven winstmaximalisatie en die wordt gedreven door een continue verbetering van de professionele kwaliteit.

De Minister nam een groot deel van de aanbevelingen van de commissies over. Ook die inzake het aanstellen van een kwartiermaker die een verbindende, faciliterende en stimulerende rol moest gaan spelen bij de uitvoering en opvolging van de aanbevelingen. Ergo: Minister Hoekstra is – mijns inziens terecht – van mening dat hij één en ander niet aan de sector zelf over kan laten.

In een recente voortgangsrapportage (Kwartiermakers, 2021) maken de twee door de Minister aangestelde kwartiermakers zowel positieve als negatieve opmerkingen. Zij zien hoopvolle initiatieven en roemen vooral de jonge garde. Hun oordeel in de voortgangsrapportage is echter helder: “Het gaat in onze ogen nog niet snel genoeg, dezelfde thema’s blijven de kop opsteken”; hetgeen wordt ingekleurd met voorbeelden aangaande maatschappelijk relevante thema’s zoals fraude en continuïteit. Thema’s die zij niet aan de sector willen overlaten, maar waarvoor zij een “indringende toets van buiten” nodig achten.

KWALITEIT VAN DE ACCOUNTANTSCONTROLE IS VOOR BELEGGERS MEER DAN HET DOOR DE ACCOUNTANT JUIST NALEVEN VAN VAKTECHNISCHE VOORSCHRIFTEN

De kwartiermakers zien “genoeg reden voor voorzichtig optimisme, maar geen aanleiding om het gaspedaal los te laten”. Zij spreken over cultuurverandering die met de mond wordt beleden, maar op de werkvloer anders wordt ervaren. De conclusies van de kwartiermakers zijn ‘bulls eye’: er is binnen de accountancysector duidelijk nog een weg te gaan. Duidelijk is ook – in lijn met de bevindingen van MCA en CTA – dat de invoering van maatregelen en het inhoud geven aan het veranderingsproces binnen de accountancysector, niet iets is dat aan de accountancysector zelf kan en mag worden overgelaten. Wat de sector doet is telkens ‘too little, too late’.

BUITENLANDSE ONDERZOEKSCOMMISSIES

Ook in andere landen zijn – na boekhoudschandalen die accountantsfalen aan het licht brachten – onderzoekscommissies ingesteld. Bijvoorbeeld in Australië, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Zuid-Afrika. De bevindingen in het ­buitenland liggen in lijn met die in eigen land. Telkens wordt geconstateerd: de geleverde kwaliteit is onvoldoende, accountants doen te weinig aan fraude en continuïteit, businessmodel met verkeerde prikkels, commercie speelt een te belangrijke rol.

Een van de belangrijkste rapporten in dit verband verscheen in het Verenigd Koninkrijk (Brydon, 2019). Sir Donald Brydon beschreef de noodzaak tot fundamentele veranderingen binnen de sector:

“Audit is not broken but it has lost its way and all the actors in the audit process bear some measure of responsibility. It is particularly difficult to analyse because it is a credence good – i.e. one where its true quality is unknown at the point of use. It has been stated that “one important implication of viewing auditing as a credence good is that the quality of individual engagements can vary due to idiosyncratic aspects of the client.” Good audit, however, will respond to such idiosyncrasies and should ultimately lead to a lower cost of capital, and lower costs from unnecessary corporate failures, through increased and deserved confidence in business.”

BELEGGERSPERSPECTIEF OP VERANDERINGEN ACCOUNTANCY

Limperg heeft duidelijk gemaakt hoe belangrijk de vertrouwensfunctie van de accountant is. Belanghebbenden, zoals beleggers, moeten blind kunnen vertrouwen op het oordeel van de accountant. Met enige regelmaat – zie bijvoorbeeld de hiervoor besproken casuïstiek inzake Imtech, Steinhoff en Wirecard en de rapportages van de hiervoor aangehaalde onderzoekscommissies – blijkt echter dat de accountant het in hem of haar gestelde vertrouwen heeft beschaamd. Accountantsfalen blijkt onder meer uit negatieve betrokkenheid van de accountant bij boekhoudschandalen en faillissementen.

Onderzoekscommissies hebben dit alles onderzocht en komen met vele concrete maatregelen en veranderingsvoorstellen. In de laatste paragraaf van dit artikel worden enkele aspecten besproken, die met name vanuit het perspectief van beleggers en financiers, van belang zijn.

KWALITEITSVERBETERING EN TOEGEVOEGDE WAARDE NOODZAKELIJK

Duidelijk is dat kwaliteitsverbetering in de accountantscontrole blijvend moet worden nagestreefd. Behartigers van beleggersbelangen – zoals Deminor, Eumedion en de VEB – hameren daar ook regelmatig op. Het aan de accountant stellen van vragen tijdens aandeelhoudersvergaderingen is een belangrijke manier, waarop door aandeelhouders meer inzicht kan worden gekregen in de wijze waarop de accountantscontrole is uitgevoerd en wat de meest relevante bevindingen zijn. Uiteraard zijn rapporten van toezichthouder AFM, tuchtuitspraken en sommige mediaberichten in deze ook van belang.

Het leveren van kwaliteit staat echter niet gelijk aan het behalen van een voldoende in een interne toetsing of na een beoordeling van het controledossier door de AFM. Een dergelijke voldoende toont vooral dat de vaktechnische voorschriften juist zijn nageleefd. De compliance daarmee is dan weliswaar op orde, maar dat wil nog niet zeggen dat het accountantsoordeel over de jaarrekening dan ook per definitie juist is.

Bovendien, kwaliteit is voor beleggers meer dan het juist naleven van vaktechnische voorschriften. Hen gaat het erom dat zij niet voor verrassingen komen te staan. Dat de accountant een oordeel heeft afgegeven waar zij op kunnen vertrouwen. Juist daarin ligt voor beleggers de toegevoegde waarde van accountantscontrole en het accountantsoordeel.

CULTUURVERANDERING EN GOVERNANCE VAN ACCOUNTANTSKANTOREN

De wettelijke controle van de jaarrekening zou je kunnen zien als een publieke taak die privaat wordt uitgevoerd. Met als gevolg van die private inbedding, dat commercie een rol speelt. Anders gezegd: accountancy is (big) business. Sluipenderwijs is de accountancysector de laatste 40 jaar te commercieel geworden. De grote accountantsorganisaties opereren wereldwijd, verlenen allerhande andere diensten en worden als een bedrijf aangestuurd. In de sector wordt goed geld verdiend, maar dat is niet voor iedereen genoeg. Het partner- en businessmodel bevat perverse prikkels, die een cultuuromslag en verbeteringen belemmeren.

Gedwongen door druk van buitenaf – van politici, onderzoekscommissies, aandeelhouders, media – ondergaat de accountancy een cultuurverandering. De (te) commerciële cultuur dient te veranderen richting een cultuur waarin het publiek belang centraal nadrukkelijker centraal staat. Dat is echter een langzaam proces, hetgeen ook is gebleken bij banken. Daarnaast zijn er in de governancestructuren van de grootste accountantsorganisaties meer invloeden van buitenaf gekomen, onder meer door bestuurders en commissarissen met een achtergrond van buiten de organisatie. Voor beleggers betekent dit een betere borging van een meer onafhankelijke aansturing van en besluitvorming binnen accountantsorganisaties.

MEER AANDACHT VOOR DE ONDERWERPEN FRAUDE EN (DIS)CONTINUÏTEIT

De onder de voorgaande kopjes genoemde onderwerpen zijn relatief abstract en de meetbaarheid van kwaliteit en toegevoegde waarde, alsmede het effect van cultuur- en structuurverandering is lastig. Voor beleggers zijn en blijven het vermoedelijk lastige en weinig tastbare zaken. Zij zullen liever meer concrete aanpassingen zien.

Meer aandacht in de accountantscontrole voor de in deze bijdrage veelvuldig genoemde onderwerpen fraude en (dis)continuïteit kan concreet worden gemaakt. Het gaat dan om de inzet van meer middelen, mensen, aandacht en geld in het kader van deze onderwerpen. Het ‘meer’ is meetbaar en dus tastbaar te maken. Het gaat daarbij overigens niet alleen om de kwantiteit van de inzet van mensen en middelen, maar zeker om de kwaliteit daarvan. Bijvoorbeeld de inzet van fraudespecialisten (forensische accountants) bij de frauderisico-analyse en het doen van onderzoek naar aanleiding van aanwijzingen voor fraude. Maar het gaat ook om de inzet van up-to-date onderzoekstools, software en detectiesystemen om fraudesignalen te detecteren.

TRANSPARANTIE: WEGTREKKEN SCHAAMLAP VAN GEHEIMHOUDING

Een constante is dat beurswaarde verdampt op het moment dat fraude is gebleken en deze openbaar wordt gemaakt. Bij een faillissement verdampt de beurswaarde vaak volledig. Ook met aangescherpte maatregelen inzake fraude en (dis)continuïteit zal er vermoedelijk sprake blijven van kwaliteitsgebreken en accountantsfalen. Voor beleggers is het dan van belang om informatie te kunnen verkrijgen over het handelen en nalaten van de accountant, bijvoorbeeld om de accountantsorganisatie aansprakelijk te stellen en schade te verhalen.

Probleem is dat accountants zich in de praktijk al gauw beroepen op de geheimhoudingsplicht. Echter, die plicht is ervoor bedoeld om vertrouwelijke cliëntinformatie tegen openbaarmaking te beschermen. Van dergelijke informatie is niet per definitie sprake als het gaat om vragen zoals hoe de accountant zijn controle heeft uitgevoerd, wat hij precies heeft gedaan, waaruit zijn professioneel-kritische houding blijkt, of hij alle (fraude)signalen heeft opgepikt en of deze voldoende en geschikte controle-informatie heeft verkregen om het accountantsoordeel op te baseren. Antwoorden op dergelijke vragen zijn van belang om te bepalen of er daadwerkelijk sprake is van accountantsfalen en of aansprakelijkstelling mogelijk is. Met goede wil is het voor de accountant mogelijk om de meeste vragen ook te beantwoorden zonder vertrouwelijke cliëntinformatie te openbaren. Ook kan de cliënt worden verzocht om (gedeeltelijke) ontheffing van de geheimhoudingsverplichting te krijgen. Bovendien kan de vraag worden gesteld in hoeverre de vertrouwelijkheid überhaupt nog een rol zou moeten spelen: de ‘patiënt’ is dan immers toch al overleden.

Kortom, beleggers zijn gebaat bij een soepelere omgang met de geheimhoudingsverplichting van de accountant. Zeker daar waar het diens eigen handelen of nalaten betreft. Indien accountants die versoepeling zelf niet kunnen of willen doorvoeren, dan ligt hier een belangrijke taak voor de wetgever. Overigens bestaan er ook thans al wettelijke mogelijkheden om gegevens inzake de accountantscontrole te verkrijgen (bijvoorbeeld door het instellen van een vordering ex artikel 843a Rechtsvordering).

AANSPRAKELIJKHEID

Indien er sprake is van accountantsfalen en er voldoende bewijs voorhanden is, kunnen beleggers de accountant(sorganisatie) aansprakelijk stellen (of er – net als bij Steinhoff het geval is – een schikking mee treffen). De praktijk leert echter dat dat veel tijd en geld kost. Belangenbehartigers zoals Deminor en de VEB zijn regelmatig succesvol om (massa)claims ten behoeve van beleggers te verzilveren. Maar ook voor hen is het vaak een kwestie van de lange adem. Beleggers zijn dan ook gebaat bij versoepeling en versnelling van aansprakelijkheidsprocedures, waarbij voor hen bovendien de mogelijkheden tot inzage in het controledossier dienen te worden verruimd.

CONCLUSIE

Het zijn niet alleen beleggers die baat hebben bij een robuustere en beter functionerende accountancysector. Bovenal heeft de sector daar zelf belang bij. Immers, indien het vertrouwen in de accountantscontrole en in het accountantsoordeel erodeert, heeft de accountant geen bestaansrecht. Dat beleggers en accountants elkaar op de aandeelhoudersvergadering spreken is dan een groot goed en in het belang van beide partijen. Dat podium is een belangrijke plaats om de vertrouwensrelatie te verstevigen. Limperg zou dat vermoedelijk zo hebben gewild.

 

Literatuur

Noten

  1. Zie voor de uitspraak van de Accountantskamer: ECLI:NL:TACAKN:2019:84, 16 december 2019. In deze kwestie is hoger beroep aangetekend.
  2. Zie www.accountant.nl, Deloitte doet schikkingsvoorstel van 70,3 miljoen euro aan Steinhoff-aandeelhouders, 16 februari 2021.
  3. Zie naast het persbericht van de Accountantskamer, voorts de uitspraak van de Accountantskamer: ECLI:NL:TACAKN:2021:44, 9 juli 2021. Tegen deze uitspraak is (op het moment van het schrijven van deze bijdrage) nog hoger beroep mogelijk.

 

in VBA Journaal door

Download
Subscribe to our newsletter