Association of Investment Professionals in the Netherlands
My membership

Nieuwe rentebenchmark Euro Short-Term Rate ziet het licht

Back to recent publications

Bijeenkomst op kantoor Deloitte RotterdamVanaf 2 oktober publiceert de Europese Centrale Bank (ECB) haar nieuwe referentierente Euro Short-Term Rate (€STR), die op den duur moet uitgroeien tot de nieuwe standaard in de markt. De introductie is niet zonder haken of ogen, bleek op de goedbezochte bijeenkomst van CFA Society VBA Netherlands in Rotterdam. 

Specialisten van Deloitte en Cardano gaven hier hun visie op de nieuwe referentierente, die zijn voorgangers EONIA, en wellicht later ook Euribor, moet doen vergeten. Vragen over de transitie, de derivatenmarkten en de implicaties voor liquiditeit kwamen aan de orde.  

De London Interbank Offered Rate (LIBOR) gold jaren als standaard referentierente voor miljarden aan renteproducten. Schandalen brachten het belangrijkste probleem met deze rentes aan de oppervlakte een aantal jaar terug. De rentes werden bepaald door zogenaamde expert-panels van banken en waren de laatste jaren steeds meer gebaseerd op een onderliggende markt die niet meer bestond. Het bleek daarom dat deze referentiesrentes niet altijd een goede reflectie waren van wat er in de markt gebeurde. Banken en hun werknemers die de rente in hun voordeel manipuleerden kregen soms miljoenenboetes. 

Objectiviteit

In Euribor (Londen vervangen door Euro) en Euro OverNight Index Average (EONIA) dachten marktpartijen een meer objectief alternatief te hebben gevonden. Zoals de naam zegt is de laatste voor 1-dags leningen en de eerste voor langere looptijden. Deze tarieven zijn op daadwerkelijke transacties gebaseerd en worden vergaard door het European Money Markets Institute (EMMI) in Brussel. De ECB wil hier vanuit Frankfurt verandering in brengen met de introductie van €STR. 

Sjoerd Kampen van Deloitte neemt de aanwezige beleggingsprofessionals mee door de tijdlijn van stappen die in Europees verband zijn gezet. Een belangrijk startpunt was de Europese ‘benchmark‘ wetgeving die per 1 januari 2018 in werking trad. Deze wetgeving moet ervoor zorgen dat benchmarks, zoals referentierentes, representatiever worden voor de markt die ze meten. Dat betekent onder andere dat ze meer op transacties gebaseerd moeten worden. Toezichthouders AFM, DNB en ECB stuurden eerder dit jaar nog brieven om financiële instellingen te herinneren aan de introductie van nieuwe referentierentes zoals €STR en de zorgplicht klanten hierop voor te bereiden. 

Bram de Rooij, ook van Deloitte, zoomt vervolgens in op de introductie van €STR. Ook €STR is gebaseerd op transacties en wordt voor het eerst gepubliceerd op 2 oktober, 2019. Vanaf dat moment zal EONIA gelijk worden gesteld aan €STR plus 8,5 basispunten. Vanaf 2022 zal EONIA komen te vervallen. Euribor blijft voorlopig bestaan, maar met een herziene methodiek. 

‘De vraag is of Euribor over 10 jaar nog zal bestaan’, vat De Rooij samen. De voornaamste verschillen tussen Euribor en €STR zijn: dat de een het tarief voor lenen en de ander het tarief voor uitlenen betreft, er een groter aantal banken in de steekproef zitten en dat het nu de ECB zelf is in plaats van EMMI die de data verzamelt. De spread van 8,5 basispunt is een door de ECB berekend gemiddelde op basis van pre-€STR en EONIA data. 

Aanpassingen

Daarmee is meteen de grootste zorg in beeld. In alle contracten die tot na 2021 doorlopen, moet bepaald worden wat de nieuwe referentierente wordt. Omdat de over-the-counter markt groot is, is moeilijk te zeggen hoeveel dit er zijn. Euribor wordt naar schatting als benchmark gebruikt voor €2 triljoen aan onderliggende waarde. 

Juist voor consumentenproducten zou dit ook een groot probleem kunnen opleveren. In landen zoals Finland en Italië zijn bijvoorbeeld variabele hypotheken erg populair. Al deze contracten zouden mogelijk aangepast moeten worden naar een nieuwe referentierente, met mogelijk financiële consequenties.

Sjoerd Kampen wijst erop dat fragmentatie van de markt op de loer ligt, omdat er een in ieder geval een periode zal zijn waarin verschillende rentebenchmarks naast elkaar zullen bestaan. ‘Waar zal liquiditeit heengaan?’ De Deloitte-risicomanager wijst erop dat voor veel contracten de zogenaamde ‘fall-back clausule’ aangepast moet worden. Deze clauses stellen wat er gebeurd als een rente (tijdelijk) niet beschikbaar is. Maar deze houden er vaak nog geen rekening mee dat een huidige referentierente voor altijd kan ophouden te bestaand. Vaak wordt daar om nu de rente van gisteren genomen. Daarmee zou in theorie een variabele rente als een vaste rente kunnen eindigen in sommige contracten.

Waardeoverdracht

Max Verheijen haakt hierop aan. Pensioenfondsen hebben enorme derivatenposities, hun verplichtingen zijn namelijk verbonden met de marktrente. ‘Nederlandse pensioenfondsen hadden vorig kwartaal posities met €200 miljard aan onderliggende waarde.’ Dit op een totaal Nederlands pensioenvermogen dat de €1,5 triljoen is overstegen. 

Een hobbel in de overgang van EONIA naar €STR plus 8,5 basispunten kan tot een waardeoverdracht leiden, waarschuwt hij. ‘Dan zouden de 5 a 7 banken [die als tegenpartij van de pensioenfondsen fungeren] meer dan €400 miljoen kunnen verdelen.’ Hij adviseert pensioenfondsen goed op te letten en hun huiswerk te doen. Met hun berekening in de hand zouden ze compensatie moeten eisen. Het is afwachten of dit mogelijk is en of het zo ver komt.

Dit artikel is verschenen in VBA Journaal, Jaargang 35, Nummer 139, najaar 2019

in VBA Journaal door

Subscribe to our newsletter